MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN
3 JULI 1998. – Omzendbrief OOP 25bis ter begeleiding van het koninklijk besluit van 28 november 1997 houdende de reglementering van de organisatie van sportwedstrijden of sportcompetities voor auto’s die geheel of gedeeltelijk op de openbare weg plaatshebben
Mevrouw, Mijnheer de Gouverneur,
Ter kennisgeving aan de Heren Arrondissementscommissarissen en de Dames en Heren Burgemeesters,
1. Doel van de omzendbrief.
De huidige omzendbrief is een aanvulling van de omzendbrief OOP 25 van 15 december 1997 (Belgisch Staatsblad, 24 januari 1998) ter begeleiding van het koninklijk besluit van 28 november 1997 (Belgisch Staatsblad, 5 december 1997) houdende de reglementering van de organisatie van sportwedstrijden of sportcompetities voor auto’s die geheel of gedeeltelijk op de openbare weg plaatshebben, en vormt er één geheel mee.
2. Toepassingsgebied.
Uitgaande van de door de autosportbonden gestelde bepalingen tot organisatie van slalomwedstrijden, dienen deze, ondanks het feit dat ze onderworpen zijn aan een tijdsmeting en dat de snelheid om een parcours te verwezenlijken dus in aanmerking genomen wordt, allereerst beschouwd te worden als behendigheidswedstrijden. Ze vallen dus niet onder het toepassingsgebied van het koninklijk besluit, wat niet belet dat de organisatoren en de overheden er zich op kunnen inspireren.
De sportwedstrijden voor auto’s van het type « race start-finish » of « versnellingsrace », die plaatsvinden op vaak zeer korte afstanden – enkele honderden meters – vallen wel onder het toepassingsgebied van het besluit, omdat het element snelheid hier overwegend is.
3. Inhoud van de vergunningsaanvraag.
De vergunningsaanvraag, die volgens artikel 5 van het besluit minstens drie maanden vóór de wedstrijd of competitie aan de bevoegde burgemeester of burgemeesters overgemaakt dient te worden, dient minstens te bestaan uit een voorlopige versie van het veiligheidsplan, zoals beschreven in artikel 11 van het besluit. De vergunningsaanvraag is niet volledig en dus onontvankelijk zolang hieraan niet voldaan is. Indien de aanvraag niet wordt vervolledigd uiterlijk drie maanden voor datum van de wedstrijd is er geen geldige en tijdige aanvraag, waardoor de wedstrijd niet kan doorgaan.
De aanvraag en het veiligheidsplan moeten de burgemeester o.a. in staat stellen de eventuele afwijkingen aan te vragen waarvan sprake in artikel 7, § 2 en § 3 van het besluit.
4. Concept van voorlopige vergunning vóór definitieve vergunning.
In het koninklijk besluit stelt zich een praktisch probleem ten aanzien van het verlenen van de vergunning door de burgemeester. Artikel 3 bepaalt dat het afleveren van die vergunning onderworpen is aan verschillende voorwaarden, waaronder de schriftelijke vaststelling door de gouverneur van de provincie op het grondgebied waar het vertrek plaatsvindt dat een zelfde veiligheidsniveau, zoals bedoeld in artikel 4, bereikt is.
Dit zelfde veiligheidsniveau, te bereiken over het geheel van het parcours, heeft enkel betrekking op de wedstrijden en competities die zich over het grondgebied van verschillende gemeenten afspelen (art. 4, § 2, eerste lid).
Die bepaling betekent dat een burgemeester, evenals andere burgemeesters, betrokken door de doortocht van een wedstrijd of competitie over zijn grondgebied, deze vergunning slechts kan verlenen op het moment dat de gouverneur schriftelijk heeft vastgesteld dat een zelfde veiligheidsniveau bereikt is. Dit veiligheidsniveau wordt in de praktijk altijd vastgesteld na afloop van de provinciale coördinatievergaderingen zoals bedoeld in artikel 4.
De vaststelling van de provinciegouverneur, zoals voorzien in artikel 3, 6° van het besluit, vereist met name dat het parcours, dat verschillende gemeenten aandoet, vastgesteld en dus toegestaan wordt door die gemeenten. De definitieve vergunning kan echter slechts verleend worden na het advies ontvangen te hebben van de gouverneur.
Om dit probleem van procedure te vermijden, is het aangewezen dat de burgemeester in twee fasen werkt :
– onderzoek van de aanvraag en, in geval van een gunstig resultaat, principeakkoord onder vorm van een voorlopige vergunning;
– na schriftelijke vaststelling door de gouverneur, definitieve vergunning om de wedstrijd te organiseren.
5. Verbindingstrajecten.
Allereerst willen we hier duidelijk het principe vooropstellen dat artikel 9 van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer (Belgisch Staatsblad, 27 maart 1968) van toepassing is zowel op de klassementsproeven als op de verbindingstrajecten. Dit wil dus zeggen dat ook aan de burgemeesters van die gemeenten die enkel betrokken zijn doordat een verbindingstraject over hun grondgebied loopt, een vergunningsaanvraag zoals bedoeld in artikel 3 van het besluit gericht dient te worden.
Het feit dat artikel 9 van de wet van toepassing is, wil niet zeggen dat het koninklijk besluit integraal van toepassing is. Het is aan de burgemeester te beslissen of het organiseren van een lokale coördinatievergadering en het uitvaardigen van politiereglementen of van specifieke maatregelen noodzakelijk zijn, uitgaande van het feit dat die verbindingstrajecten eigen risico’s kunnen veroorzaken, verbonden aan de verplaatsing van de toeschouwers en de deelnemers.
Opdat de gouverneur(s) van de provincie(s), belast met de organisatie van een provinciale coördinatie, een globaal overzicht van de situatie zou(den) hebben, is het aangewezen dat de betrokken partijen van de gemeenten waarop verbindingstrajecten gelegen zijn, eveneens uitgenodigd worden op de provinciale coördinatievergaderingen.
6. Aan de in artikel 17 bedoelde Commissie over te maken stukken.
6.1. Afschrift van de vergunningsaanvraag.
Om het werk van de Commissie, zoals bedoeld in artikel 18 van het besluit, vlotter te laten verlopen en om voorafgaandelijk te kunnen weten welke gemeente(n) om het advies van de Commissie zouden kunnen verzoeken betreffende een vraag tot afwijking, zoals voorzien in artikel 7, § 2 en § 3, dienen de organisatoren van elke vergunningsaanvraag, tegelijkertijd een afschrift ervan aan de Commissie over te maken.
6.2. Gemotiveerde adviesaanvraag door de burgemeester.
Hierbij herinneren we eraan dat de burgemeester, vanaf de vergunningsaanvraag, over acht dagen beschikt om zijn adviesaanvraag aan de Commissie ter kennis te brengen. Van deze termijn kan niet afgeweken worden; de dossiers die buiten deze reglementaire termijn worden ingediend, zijn onontvankelijk; de afwijking zal bijgevolg worden geweigerd. Dit zal tot gevolg hebben dat voor de desbetreffende wedstrijd niet afgeweken kan worden van het verbod om binnen de bebouwde kom of buiten de reglementaire uren te rijden.
Het is van belang dat de lokale overheden beseffen dat de beperkingen betreffende het parcours en de uren van de klassementsproeven, zoals bepaald in artikel 7, § 2 en § 3, algemene regels betreffen die moeten nageleefd worden. De aanvraag tot afwijking dient de uitzondering te blijven en in alle gevallen objectief gerechtvaardigd te worden door bijzondere omstandigheden.
De aanvraag tot afwijking die voor advies aan de Commissie voorgelegd wordt, dient derhalve behoorlijk gemotiveerd te worden.
Zo dient, wat de doortocht van de bebouwde kom betreft, al naargelang het geval, vermeld te worden :
– het aandeel van het gedeelte van het parcours dat de bebouwde kom doorkruist (vb. klassementsproef nr. 3 : 8 km 500, waarvan 450 m. binnen de bebouwde kom);
– het feit of het gedeelte van het parcours in volle centrum of langs de rand van de bebouwde kom loopt;
– een schatting van het aantal betrokken woningen en omwonenden;
– de onmogelijkheid om in een alternatieve route te voorzien :
– ofwel bestaat er geen zonder een te lange omleiding op te leggen;
– ofwel bestaan er één of meerdere mogelijkheden, die echter onbruikbaar zijn (weg in slechte staat, of in herstelling, of die gevaarlijke punten bevat,…);
– de voorziene veiligheidsmaatregelen (de voor het publiek verboden zones, aanwezigheid van stewards,…);
– eventuele wijzigingen van het parcours ten opzichte van de voorgaande editie en de rechtvaardiging hiervoor;
– een beschrijving van de weg die gebruikt wordt voor de wedstrijd of de competitie binnen de bebouwde kom (toestand van het wegdek, breedte van de weg, weg met al dan niet druk verkeer, open of gesloten bebouwing,…).
Wanneer de route reeds gebruikt werd tijdens wedstrijden in de voorgaande jaren, is het noodzakelijk incidenten of klachten vanwege de buurtbewoners te vermelden.
De adviesaanvragen dienen schriftelijk gericht te worden aan :
Algemene Directie van de Algemene Rijkspolitie
Commissie voor de veiligheid van sportwedstrijden of -competities voor auto’s
Koningsstraat 56
1000 Brussel.
Volgende documenten dienen de aanvraag te vergezellen :
– de kopie van de vergunningsaanvraag, ingediend door de organisator;
– een precieze kaart met de wegen van de klassementsproef, met opgave van de grenzen van de bebouwde kom, en van de wegen waarvoor een afwijking gevraagd wordt;
– een motivatie, zoals hiervoor uiteengezet, van de noodzaak van de afwijking;
– alle stukken en alle middelen die de aanvraag kunnen staven (vb. videocassette met de gedeelten van het parcours binnen de bebouwde kom, met de gevaarlijke punten en met de bijzondere veiligheidsmaatregelen die voorzien worden).
6.3. Verslagen van de coördinatievergaderingen.
In toepassing van artikel 4, § 3 van het besluit worden de verslagen van de lokale of provinciale coördinatievergaderingen binnen de 8 dagen aan de deelnemers, aan de betrokken provinciegouverneurs en aan de Commissie verzonden.
7. De voor het publiek verboden zones.
Volgens artikel 8 van het koninklijk besluit dienen de verboden zones, waaronder de bijzonder gevaarlijke zones, vastgelegd te worden in een politiereglement. Het is absoluut verboden dat iemand zich in deze zones bevindt. Dit verbod geldt ten aanzien van elke fysische persoon, met uitzondering van diegenen die uitdrukkelijk opgeroepen worden tussen te komen tengevolge van een incident of een ongeval.
Het is dus bijgevolg uitgesloten dat journalisten, technici of fotografen van de gesproken, geschreven of audiovisuele pers, evenals elke andere persoon dan diegene bedoeld in de vorige paragraaf, onder meer door middel van een verklaring van afstand van verantwoordelijkheid of door middel van een ander document of onderscheidingsteken, zich gemachtigd achten af te wijken van deze imperatieve veiligheidsmaatregel. Het is de organisatoren verboden aan die journalisten, technici of fotografen een brief ter ontlasting van verantwoordelijkheid ter ondertekening voor te leggen.
Wel wordt in artikel 15 van het besluit bepaald dat de organisatoren moeten voorzien in voldoende plaatsen met een infrastructuur waardoor aan de toeschouwers en aan de pers voldoende zichtbaarheid op de wedstrijd of de competitie geboden wordt. Bijgevolg is de organisator verantwoordelijk voor het inrichten van deze infrastructuur waardoor het de pers mogelijk gemaakt wordt hun taak op een optimale wijze te vervullen, zonder dat het nodig is plaats te nemen in de voor het publiek verboden zones.
Deze voor de pers voorziene plaatsen dienen bovendien ontoegankelijk gemaakt te worden voor elk ander publiek door middel van fysieke obstakels of door een bijzondere bewaking.
In het geval dat, ondanks alle maatregelen genomen met het oog op het afbakenen, het controleren en het verbieden van de toegang tot de verboden zones, één of meerdere personen er zich in bevinden, dient de organisator van de wedstrijd of competitie door het gebruik van het meest geschikte middel, de start uit te stellen of de klassementsproef zo snel mogelijk stil te leggen.
De beslissing tot uitstel of stilleggen behoort in eerste instantie tot de verantwoordelijkheid van de organisator; bij gebreke hieraan gebeurt dit door een bevoegde overheid (vb. de burgemeester) of door elke persoon die volgens de wet de hoedanigheid van officier van bestuurlijke politie bezit.
8. Dringende interventies.
We brengen hier het algemeen principe voorzien in artikel 4, § 1, in herinnering dat bepaalt dat, via de coördinatievergadering, de bevoegdheid en de verantwoordelijkheid van de verschillende partijen die betrokken zijn bij de veiligheidsvoorzieningen worden gepreciseerd. Daardoor worden de partijen aangezet tot, onder meer, het nemen van preventieve maatregelen die, ter gelegenheid van dergelijke massamanifestaties, de tussenkomsten verzekeren ingeval van brand en medische hulp.
Binnen dit algemeen kader moeten de medische voorzieningen en de middelen tot brandbestrijding, zoals bepaald in artikel 12 van het besluit, zodanig zijn dat deze zowel hulp kunnen bieden aan mogelijke collectieve noodgevallen als aan individuele noodgevallen die zich kunnen situeren hetzij bij één of meerdere deelnemers, hetzij in het publiek.
De coördinerende geneesheer voorzien in artikel 12, 1°, dient niet over een bijzonder brevet te beschikken, maar dient ervaring binnen de dringende medische hulpverlening te bewijzen. Tot aan de oprichting van de Commissies voor Dringende Geneeskundige Hulpverlening zal de provinciale gezondheidsinspecteur deze beroepskwaliteit van de door de organisator voorgestelde coördinerende geneesheer beoordelen en deze laatste herinneren aan de opdrachten eigen aan de specifieke functie.
Het is tegelijkertijd aanbevolen dat de organisator zich laat bijstaan door geneesheren, die zich bevinden bij de start en op een tussenpunt van een klassementsproef (art. 12, 2° en 3°) en die vertrouwd zijn met de medische aspecten bij sportwedstrijden voor auto’s.
Het begrip « uitgeruste ziekenwagen » betekent niet alleen dat de materiële uitrusting moet beantwoorden aan de normen toepasselijk op de “100”-wagens, maar houdt ook de aanwezigheid in van hulpverleners-ambulanciers aan boord.
De lokale of de provinciale overheid die belast is met de organisatie van de coördinatievergaderingen, bedoeld in artikel 4, § 1 en § 2, nodigt ook de coördinerende geneesheer uit op deze vergadering, zodat hij kennis heeft van de verschillende partijen en van de medische urgentiestructuren aanwezig in de betrokken gemeente of provincie.
Wanneer in een bepaalde noodsituatie de tussenkomst van één of meerdere elementen van dit dispositief (vb. ziekenwagen, geneesheer, brandweerploeg,…) noodzakelijk blijkt, dient de organisator deze tussenkomst mogelijk te maken door het stilleggen van de wedstrijd of competitie, volgens de procedure beschreven in het punt 7 hierboven. Deze kan slechts hervat worden nadat de noodsituatie is opgeheven en voor zover de middelen voorzien in artikel 12 terug ter beschikking staan van de organisator.
9. Vorming en de inzet van de stewards, baancommissarissen en veiligheidschefs.
Na het volgen van een theoretische en praktische vorming, volgens de voorwaarden die in een ministerieel besluit uiteengezet zullen worden, verkrijgen de stewards, baancommissarissen en veiligheidschefs een bewijs van bekwaamheid. Bij overlegging van dit bewijs, heeft de steward, baancommissaris en veiligheidschef het recht deel te nemen aan de organisatie van een wedstrijd of competitie na het volgen van een briefing, gegeven op initiatief van de organisator, net voor een wedstrijd of competitie waarbij de bijzonderheden van de desbetreffende wedstrijd of competitie verduidelijkt worden.
Die briefing dient specifiek toegespitst te zijn op de lokale situatie en bevat minstens de volgende elementen :
– specifieke rol van de drie categorieën van omkaderingspersoneel in het lokale dispositief;
– voorstelling van het parcours en van de specifieke interventiepunten;
– samenwerking met de lokale politie- en hulpdiensten;
– (verwachte) aanwezigheid van groepen risico-toeschouwers;
– herhaling van het wedstrijdreglement;
– voorstelling van het veiligheidsplan en van het (de) politiereglement(en).
De inzet en de wijze van optreden van het omkaderingspersoneel moet zowel ten aanzien van de toeschouwers, als de deelnemers en de organisatoren zo éénvormig mogelijk zijn.
Voor de herkenbaarheid zijn de stewards gekleed in een opvallende bovenkledij, die lichtweerkaatsend is of voldoende lichtweerkaatsende elementen bevat, en met het opschrift « STEWARD ». De kleur wordt bepaald door de sportbonden. Bovendien dragen de baancommissarissen en de veiligheidschefs tekens en/of kleuren die hun functie onderscheiden.
Het aantal en de plaatsing van de stewards, baancommissarissen en veiligheidschefs die ingezet dienen te worden op het parcours van een wedstrijd of competitie, worden vastgesteld ter gelegenheid van de lokale en/of provinciale coördinatievergaderingen georganiseerd door de gemeentelijke en/of provinciale overheid.
10. Bijdrage door de organisator.
In toepassing van artikel 283 van de wet van 22 februari 1998 houdende de sociale bepalingen (Belgisch Staatsblad, 3 maart 1998), zijn de organisatoren van sportwedstrijden of sportcompetities voor motorvoertuigen die geheel of gedeeltelijk op de openbare weg plaatsvinden een bijdrage ten bedrage van 10 % op het bedrag van de premie van de bijzondere aansprakelijkheidsverzekering verschuldigd. Deze bijdrage is enkel van toepassing op de wedstrijden en competities die onder het koninklijk besluit van 28 november 1997 vallen (Belgisch Staatsblad, 5 december 1997).
Die bijdrage wordt geheven op het brutobedrag van de premie, die zowel de burgerlijke aansprakelijkheid « organisatie » als de burgerlijke aansprakelijkheid « verkeer » dekt. Te dien einde maakt de verantwoordelijke van de sportbond, vóór het begin van de wedstrijd of competitie, een kopie van het standaard verzekeringsformulier (zie bijlage) over aan de Algemene Directie van de Algemene Rijkspolitie.
De bijdrage wordt door de organisator, binnen de maand die volgt op de wedstrijd of competitie gestort op rekeningnummer 679-2006078-21 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken.
We herinneren eraan dat deze verplichte bijdrage van toepassing is voor de wedstrijden en competities, waarvoor zij verschuldigd is, vanaf 1 januari 1998. Voor die wedstrijden of competities voorafgaand aan de datum van publicatie van deze omzendbrief dient de bijdrage betaald te worden uiterlijk twee maanden na deze datum. We brengen eveneens in herinnering dat het voorafgaand en schriftelijk verlof van de burgemeesters van de gemeenten op wiens grondgebied de sportwedstrijden of sportcompetities georganiseerd worden, melding moet maken van deze bijdrageplicht.
Gelieve, Mevrouw, Mijnheer de Gouverneur, deze omzendbrief te willen overmaken aan de Dames en Heren Burgemeesters en Arrondissementscommissarissen van uw provincie.
Gelieve, Dames en Heren Burgemeesters, de organisatoren in te lichten van het bestaan van de twee omzendbrieven OOP 25 en OOP 25bis bij de aanvraag van de vergunning.
Hoogachtend,
De Minister van Binnenlandse Zaken,
L. Tobback.
De Staatssecretaris voor Veiligheid,
J. Peeters.