MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN
15 DECEMBER 1997. Omzendbrief OOP 25 ter begeleiding van het koninklijk
besluit van 28 november 1997 houdende de reglementering van de
organisatie van sportwedstrijden of sportcompetities voor auto's
die geheel of gedeeltelijk op de openbare weg plaatshebben
Aan Mevrouw en de Heren Provinciegouverneurs,
Ter kennisgeving aan de Heren Arrondissementscommissarissen en de Dames en Heren
Burgemeesters,
1. Doel van de omzendbrief.
Het doel van deze omzendbrief bestaat erin de bepalingen opgenomen in het
koninklijk besluit van 28 november 1997 houdende de
reglementering van de organisatie van sportwedstrijden of
sportcompetities voor auto's die geheel of gedeeltelijk op de
openbare weg plaatshebben (B.S., 05 december 1997, blz. 32518 t/m
32524), uit te leggen en te preciseren.
Voorafgaand aan dit koninklijk besluit maakte de organisatie van
autorally's en van gelijkgestelde wedstrijden, gedurende de jaren
1996 en 1997, voorwerp uit van de omzendbrieven OOP 20 van 29
februari 1996 (B.S., 06 april 1996, blz. 8233 t/m 8253) en OOP
20bis van 6 maart 1997 (B.S., 16 mei 1997, blz. 12191 t/m 12200).
Naast de evidente noodzaak van een voldoende ruim overleg, was de
omzendbrief OOP 20 noodzakelijk geworden als antwoord op enkele
zware ongevallen met slachtoffers teneinde de overheden, de
organisatoren en de sportbonden op te roepen tot een verhoogde
waakzaamheid en passende maatregelen. Belangrijk was dus om, na
het rally-fenomeen in kaart te hebben gebracht, richtlijnen te
verspreiden teneinde, in de mate van het mogelijke, andere
incidenten of vermijdbare ongevallen te voorkomen.
De omzendbrief OOP 20bis bevestigde voor 1997 de richtlijnen
uitgedrukt in de omzendbrief OOP 20.
Het is inderdaad opportuun gebleken de toepassing van de
omzendbrief OOP 20, zowel wat de haalbaarheid als wat het reëel
belang van de daarin uitgevaardigde maatregelen betreft, over een
voldoende lange periode te evalueren. Dit heeft toegelaten een
zeker aantal punten, opmerkingen en voorstellen te verzamelen, om
de gepastheid, op het moment van de uiteindelijke uitwerking van
het reglementair kader, zoals aangekondigd in de preambule van de
omzendbrief OOP 20, te beoordelen.
Rekening houdend met het niet-dwingend karakter van de geciteerde
omzendbrieven, bleek de voorziene uitwerking van een
reglementering noodzakelijk te zijn in de optiek voor het
vastleggen van definitieve regels op het gebied van de
veiligheid, en dit in uitwerking van artikel 9 van de wet
betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16
maart 1968.
Het laatste lid van dit artikel geeft aan de Koning een dubbele
bevoegdheid :
- Hij stelt de voorwaarden vast waaraan bepaalde wedstrijden of
competities moeten voldoen;
- Hij stelt de voorwaarden vast waaraan het verlenen van het
verlof moet voldoen.
Het is dit reglementair kader dat het voorwerp uitmaakt van
bovenvermeld koninklijk besluit van 28 november 1997. Het beoogt
het opleggen van een voldoende veiligheidsniveau en bepaalt
daarom minimale normen waarvan de naleving voortaan een
voorwaarde is voor het recht tot het organiseren van of het
deelnemen aan sportwedstrijden of -competities voor auto's die
geheel of gedeeltelijk op de openbare weg plaatsvinden.
2. Inwerkingtreding van het koninklijk besluit.
Onder voorbehoud
van artikel 19, is het koninklijk besluit in werking getreden de
tiende dag na publicatie in het Belgisch Staatsblad, dit is op 15
december 1997.
Artikel 19 preciseert dat voor wedstrijden of competities die
geprogrammeerd zijn binnen de periode van drie maanden na de
inwerkingtreding van het koninklijk besluit, het huidige besluit
niet van toepassing is, dit is voor de wedstrijden of competities
tot en met 15 maart 1998. Dit betekent dat voor die wedstrijden
de omzendbrieven OOP 20 en OOP 20bis van toepassing blijven. Eens
die periode voorbij, zijn de omzendbrieven OOP 20 en OOP 20bis
opgeheven.
3. Toepassingsgebied.
De bepalingen
opgenomen in het koninklijk besluit zijn gericht op
snelheidswedstrijden of -competities voor auto's. Dit betekent in
eerste orde de rally's en de gelijkgestelde wedstrijden als
rallysprint en klimwedstrijden.
Vallen dus niet onder het toepassingsgebied van het koninklijk
besluit, wat niet belet dat de organisatoren en de overheden er
zich op kunnen inspireren :
- de behendigheidswedstrijden of -competities;
- de regelmatigheidswedstrijden of -competities, zoals bv. de «
Historische Regelmatigheidsrally's » die als dusdanig erkend
zijn door de Belgische Federatie voor Oude Voertuigen v.z.w., of
door de nationale sportinstantie of de sportbonden, of bv. de
oriëntatieritten of de ritten voor kaartlezen;
- de wedstrijden of -competities waarbij geen gebruik gemaakt
wordt van auto's, zoals bv. de kartingwedstrijden of
-competities;
- de activiteiten zonder enig wedstrijdaspect of waarvan de
rituitslagen geen weerslag hebben op de eindrangschikking, zoals
bv. de toeristische rally's.
Voor zover deze activiteiten op de voor het gewone verkeer
toegankelijke openbare wegen plaatsvinden, gebeurt dit met
eerbiediging van de van toepassing zijnde verkeersregels.
Bij twijfel over het toepassingsgebied kan de burgemeester steeds
het advies vragen van de Minister van Binnenlandse Zaken, die
toepassing kan maken van artikel 18, § 1, 1° van het besluit.
De in alinea 2 van artikel 1 bedoelde omlopen die geheel of
gedeeltelijk op de openbare weg gelegen zijn, zijn de omlopen van
Chimay, Géronster, Mettet en Spa-Francorchamps.
4. Ontvankelijkheid van de aanvraag.
Artikel 5, lid 1,
van het koninklijk besluit voorziet dat « de organisator (...),
minstens drie maanden vóór de datum van de wedstrijd of
competitie, een aanvraag tot vergunning zoals bedoeld in artikel
3 aan de bevoegde burgemeester of burgemeesters (richt) met
tegelijkertijd afschrift aan de bevoegde provinciegouverneur of
provinciegouverneurs. Zijn niet ontvankelijk de
vergunningsaanvragen die niet binnen die termijn ingediend zijn.
» Dit artikel impliceert dat elke aanvraag tot vergunning voor
een door dit koninklijk besluit beoogde sportwedstrijd die drie
maanden vóór de organisatie van die wedstrijd niet ingediend
is, automatisch verworpen moet worden.
5. Vergunning.
5.1. Voorafgaand en schriftelijk verlof.
Volgend uit artikel 9 van de wet betreffende de politie over het
wegverkeer zijn sportwedstrijden of sportcompetities die geheel
of ten dele op de openbare weg plaatshebben, verboden, behoudens
een voorafgaand en schriftelijk verlof van de burgemeester van de
gemeente op wiens grondgebied de wedstrijd of competitie
plaatsheeft.
De vergunning van deze wedstrijden is derhalve de uitzondering en
het verbod de algemene regel, ook voor die sportwedstrijden of
sportcompetities die geen snelheidswedstrijden bevatten. Met
betrekking tot de snelheidswedstrijden voor auto's zijn voor het
afleveren van dat verlof in artikel 3 van het besluit een aantal
voorwaarden opgenomen waaraan minstens voldaan moet worden.
Dit belet de burgemeester echter niet strengere en bijkomende
voorwaarden op te leggen om een optimaal veiligheidskader te
creëren. Het opleggen van een publieksvrije 10-meter-zone rond
het parcours is hier een voorbeeld van, hoewel de inrichting
ervan in de praktijk niet altijd en overal realiseerbaar is.
5.2. Vermelding op de jaarkalender.
Wanneer de wedstrijd of competitie op de jaarkalender van één
of meerdere sportbonden vermeld is, dient de organisator,
overeenkomstig het gestelde in artikel 5, lid 2 van het besluit,
bij zijn aanvraag tot vergunning het bewijs hiervan te leveren.
De vermelding op één van de jaarkalenders is voor de
burgemeester een betrouwbare indicatie dat het gaat om een
serieuze organisatie. Het gaat hier met name om officiële
jaarkalenders uitgaande van de sportbonden, te weten de «
Nationale Sportkommissie », de « Vlaamse Auto-Sportfederatie »
en « l'Association sportive automobile francophone », waarin
slechts die wedstrijden of competities opgenomen worden die
voldoen aan de veiligheidsvoorschriften van die sportbonden.
Anderzijds betekent het feit van de niet-vermelding op de
jaarkalender niet dat de aanvraag tot vergunning in geen enkel
geval in overweging kan genomen worden. Het impliceert wel een
bijkomende evaluatie vanwege de burgemeester, die ter
ondersteuning van zijn evaluatie het advies kan vragen van de
Minister van Binnenlandse Zaken, die toepassing kan maken van
artikel 18, § 1, 1° van het besluit.
5.3. Beoordeling van de betrouwbaarheid en de verantwoordelijkheidszin van de organisator.
Hetgeen in het voorgaande punt gesteld is, moet gezien worden als
een aanbeveling, en dit in tegenstelling tot hetgeen opgenomen is
onder de laatste voorwaarde van artikel 3 waar de burgemeester
verplicht is na te gaan of de organisator betrouwbaar is. Hierbij
moet met name nagegaan worden of de organisator zich in het
verleden niet schuldig gemaakt heeft aan piraatwedstrijden, aan
het ernstig verwaarlozen van de opgelegde veiligheidsmaatregelen,
aan het niet-respecteren tijdens vorige edities van de bepalingen
van de vergunning en, in het algemeen, aan het ontlopen van zijn
verantwoordelijkheden.
Een ander element dat in aanmerking genomen dient te worden bij
het nagaan van de betrouwbaarheid van de organisator is het feit
of de organisator in het voorgaande jaar de bijdrage betaald
heeft ten belope van 10 % op het bedrag van de premie van de
bijzondere aansprakelijkheidsverzekering, af te sluiten door de
organisatoren van sportwedstrijden en sportcompetities voor
motorvoertuigen die geheel of gedeeltelijk op de openbare weg
plaatshebben. Het is aan de organisator het bewijs van deze
betaling te leveren (zie ook punt 13 hierna).
Indien de burgemeester vaststelt dat deze elementen zich in het
verleden voorgedaan hebben, kan dit een grond tot het weigeren
van het afleveren van het verlof.
6. Advies van de wegbeheerders.
Als voorwaarde voor het verlenen van de vergunning, vermeldt artikel 3, 3° «
het gunstig advies van de beheerders van de wegen gebruikt voor
het parcours van de klassementsproeven en van de
verbindingstrajecten ».
Het advies van de beheerders van de provinciale en gewestwegen
wordt gevraagd door de organisator van de wedstrijd of de
competitie. Indien het advies van die provinciale en gewestelijke
wegbeheerders nog niet in het aanvraagdossier voorkomt, ondanks
een vraag tot advies geformuleerd door de organisator binnen een
redelijke termijn, komt het de gemeentelijke overheid toe deze
vraag tot advies van de beheerders van die wegen uitdrukkelijk te
herhalen.
Het spreekt vanzelf dat de vergunningsaanvraag aan de
burgemeester de adviesaanvraag impliceert voor wat betreft het
gebruik van de gemeentewegen en dat de vergunning van de
burgemeester de toelating bevat om van die gemeentewegen gebruik
te mogen maken.
7. Afbakening van de voor het publiek verboden zones.
Volgens artikel 8
van het besluit moeten de voor het publiek verboden zones
vastgelegd worden in een politiereglement. In alinea 2 van dit
artikel is daarbij bepaald dat gebruik gemaakt moet worden van
verkeersborden C 19, voorzien in het koninklijk besluit van 1
december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het
wegverkeer (een rond bord met witte achtergrond en een rode rand
met in het midden een zwart gekleurde afbeelding van een
voetganger). In toepassing van artikel 65.5 van dat besluit kan
aan dat verbodsbord een zonale geldigheid gegeven worden. Zie
voor meer informatie de bijlage 1 aan deze omzendbrief.
8. Wedstrijdomkadering.
Het omkaderingspersoneel van de koers, zoals voorzien in artikel 13
van het koninklijk besluit - koersdirecteur, algemeen
veiligheidsverantwoordelijke, de verantwoordelijken en
veiligheidschefs van elke klassementsproef, baancommissarissen en
stewards - heeft geen enkele politiebevoegdheid en mogen derhalve
geen dwangmiddelen gebruiken. In geval van ongeval moet het
samenwerken met de hulpdiensten. De verantwoordelijken en de
veiligheidschefs, de baancommissarissen en de stewards moeten de
nodige instructies krijgen om hun respectievelijke opdracht
correct uit te voeren.
Het geheel van deze personen zal door de organisator correct
gebriefd worden vóór het gebeuren. Bij die gelegenheid moeten
zij alle nuttige informatie krijgen met het oog op de correcte
uitvoering van hun functie.
Diegenen die een direct contact hebben met het publiek, moeten op
een snelle en ondubbelzinnige wijze geïdentificeerd kunnen
worden.
Het wordt aanbevolen dat de stewards en baancommissarissen zich
in voldoende mate kunnen uitdrukken in de taal die gebruikt wordt
in de gemeenten waar ze ingezet worden.
9. Publiek.
In toepassing van
artikel 14 van het besluit zal, vóór de wedstrijd, bijzondere
aandacht besteed worden aan de informatie van de plaatselijke
bevolking, en meer nog, van de bewoners, teneinde ze vertrouwd te
maken met en te sensibiliseren voor een grotere veiligstelling
van het gebeuren.
De organisator, in samenspraak met de gemeentelijke overheid,
moet informatie verspreiden ter attentie van de plaatselijke
bevolking en het verwachte publiek, waarbij een aantal punten
betreffende hun eigen veiligheid beoogd worden :
- verplichtingen gekoppeld aan de verkenningen en aan de
eigenlijke wedstrijden (toegankelijkheid van de woningen, van de
hulpdiensten, tijdelijke maatregelen voor de verkeersregeling);
- gewestelijk verkeersplan : omleidingen, alternatieve routes;
- beheer van de parkeerzones;
- herhaling van de veiligheidsraadgevingen op de
verbindingswegen;
- aanbrengen en inventaris van de voor het publiek verboden zones
en hun signalisatie;
Hogervermelde informatie zal verspreid worden aan de hand van de
meest geschikte middelen : lokale en nationale radio's, krantjes,
affichering,...
De belangrijkste voorzichtigheidsraadgevingen zullen gedrukt
worden op de keerzijde van de toegangsbiljetten en zullen
geregeld aangeplakt worden langsheen het parcours.
Anderzijds zal de organisator bij elke wedstrijd drie voertuigen
inzetten die met een luidspreker zijn uitgerust : twee voertuigen
die het volledige parcours aandoen, vóór de deelnemers aan de
competitie, waarbij duidelijk het begin van de wedstrijd wordt
aangegeven en de laatste raadgevingen worden herhaald, en een
derde voertuig dat eveneens over het volledige parcours rijdt en
dat duidelijk het einde van de wedstrijd aangeeft van een gegeven
klassementsproef.
De organisatoren moeten erop toezien dat de reclame of
publiciteit zodanig geformuleerd wordt dat ze geen agressieve of
onverantwoorde gedragingen stimuleert, maar daarentegen aanzet
tot voorzichtigheid.
10. Alcohol.
In aansluiting met
artikel 9, eerste lid van het besluit wordt aanbevolen het
alcoholverbruik in de onmiddellijke omgeving van het parcours te
verbieden.
11. Evaluatie.
De overheid die de
coördinatie heeft georganiseerd zoals voorzien in artikel 4 van
het koninklijk besluit, zorgt ook voor de evaluatie a posteriori.
Deze heeft zowel betrekking op eventuele incidenten, op de
werking van het veiligheidsplan als op het effectief karakter van
de getroffen veiligheidsvoorzieningen.
Op het einde van elk seizoen dienen de provinciegouverneurs een
syntheseverslag op te stellen en vóór 15 december over te maken
aan de Minister van Binnenlandse Zaken en aan de Minister tot
wiens bevoegdheid de wegveiligheid behoort. Dit verslag dient een
globaal overzicht van het voorbije seizoen weer te geven.
Voor wat het seizoen 1997 betreft, dient het rapport voor het
einde van de maand januari 1998 aan de Minister van Binnenlandse
Zaken en aan de Staatssecretaris voor Veiligheid overgemaakt te
worden.
12. Incidentenverslag.
Van de incidenten
dient een gedetailleerd verslag opgemaakt te worden ter attentie
van de Minister van Binnenlandse Zaken, van de Minister tot wiens
bevoegdheid de wegveiligheid behoort en van de gouverneur van de
betrokken provincie. Dit verslag, opgemaakt door de burgemeester,
dient minstens volgende informatie te bevatten over het incident
of de incidenten :
- de dag, uur en precieze plaats;
- de juiste aard;
- de omstandigheden;
- de vermoedelijke oorzaken;
- de materiële schade;
- aangaande de slachtoffers :
- aantal;
- aard v an de verwondingen :
- lichte verwonding
- zware verwonding
- overlijden
- de interventiemaatregelen.
De burgemeester wordt verzocht niet enkel die incidenten in
aanmerking te nemen die op een directe wijze uit de
snelheidswedstrijd voortvloeien, maar ook degenen die zich
voordoen in de marge van de organisatie en die het gevolg zijn
van de wedstrijd of de competitie.
13. Bijdrage van de organisator.
Artikel 236 van de
wet houdende sociale bepalingen, zoals reeds aangenomen door de
Kamer van volksvertegenwoordigers in zitting van 11 december
1997(1) voorziet dat een bijdrage ten belope van 10 % wordt
geheven op het bedrag van de premie van de bijzondere
aansprakelijkheidsverzekering, af te sluiten door de
organisatoren van sportwedstrijden of sportcompetities voor
motorvoertuigen die geheel of gedeeltelijk op de openbare weg
plaatshebben. Deze bijdrage, ten laste van de organisatoren,
wordt door dezen gestort op een rekening van het Ministerie van
Binnenlandse Zaken. Deze bijdrage dient tot financiering van de
werking van de Veiligheidscommissie zoals bedoeld in Hoofdstuk VI
van het besluit.
Deze wet voorziet eveneens dat het voorafgaand en schriftelijk
verlof van de burgemeesters van de gemeenten op wiens grondgebied
de sportwedstrijden of sportcompetities worden georganiseerd moet
melding maken van deze bijdrageplicht.
De bijdrageplicht treedt, in tegenstelling tot het koninklijk
besluit, in werking vanaf 1 januari 1998 en is dus verplicht voor
alle wedstrijden of competities die vanaf dat ogenblik een verlof
bekomen van de burgemeester(s).
Gelieve, Mevrouw, Mijnheer de Gouverneur, deze omzendbrief te
willen overmaken aan de Dames en Heren Burgemeesters en
Arrondissementscommissarissen van uw provincie.
Hoogachtend,
De Minister van Binnenlandse Zaken,
J. VANDE LANOTTE
De Staatssecretaris voor Veiligheid,
J. PEETERS