MINISTERIE VAN VERKEER EN INFRASTRUCTUUR
28 NOVEMBER 1997. Koninklijk besluit houdende de reglementering van de
organisatie van sportwedstrijden of sportcompetities voor auto's
die geheel of gedeeltelijk op de openbare weg plaatshebben
ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet betreffende de politie over het wegverkeer,
gecoördineerd op 16 maart 1968, inzonderheid op artikel 9;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op
12 augustus 1997;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting van 24
september 1997;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door de
omstandigheid dat dit besluit in ontwerp eerst het voorwerp heeft
uitgemaakt van een omzendbrief OOP20 van 29 februari 1996, waarin
een aantal weliswaar niet bindende bepalingen waren opgenomen die
als leidraad golden voor de organisatie van rally's of
gelijkgestelde wedstrijden die geheel of gedeeltelijk op de
openbare weg plaats vonden tijdens het jaar 1996;
Dat deze omzendbrief tevens tot doel had de maatregelen ervan te
laten toetsen op het terrein om de effectiviteit en efficiëntie
na te gaan;
Dat de evaluatie daarvan, voor wat het seizoen 1996 betreft, pas
op het einde van het voorjaar 1997 kon afgewerkt worden;
Dat de omzendbrief OOP20 van 29 februari 1996 ook van toepassing
bleef voor het kalenderjaar 1997 door de publicatie van een
omzendbrief OOP20bis van 6 maart 1997 en dus twee jaar bekend is
aan ondermeer alle bevoegde overheidsverantwoordelijken en
organisatoren van dergelijke wedstrijden en in de praktijk kon
getoetst worden;
Dat omwille van het vrijblijvend karakter van de omzendbrief de
uitvaardiging van een reglementering noodzakelijk is om in het
belang van de veiligheid definitieve regels uit te vaardigen in
uitvoering van artikel 9 van de wet over de politie van het
wegverkeer;
Dat het derhalve noodzakelijk is dat deze reglementering vanaf
het eerstvolgend rallyseizoen van toepassing is en dat dit vanaf
het begin daarvan gebeurt zodat op alle wedstrijden dezelfde
reglementering van toepassing is zodanig dat enerzijds alle
wedstrijden op gelijke wijze worden georganiseerd en alle
organisatoren op voet van gelijkheid worden behandeld en
anderzijds de veiligheid van alle toeschouwers op dezelfde wijze
plaats vindt en dus herkenbaar is voor dezen, zowel in
publicaties vooraf als op het terrein zelf;
Dat het rallyseizoen in ons land begint in de loop van de maand
februari van het kalenderjaar en dat het besluit in ontwerp
voorziet dat een aanvraag tot vergunning drie maand op voorhand
moet ingediend worden, waardoor het besluit uiterlijk begin
november van huidig kalenderjaar in werking moet treden wil het
van toepassing zijn op de wedstrijden vanaf de aanvang van het
rallyseizoen 1998;
Dat het besluit niet eerder aan het advies van de Raad van State
kon voorgelegd worden gezien voormelde evaluatie enerzijds en
anderzijds de periode nodig zowel voor het raadplegen van de
sector als voor de procedure van betrokkenheid met de gewesten,
welke laatste pas op 17 september 1997 kon afgesloten worden;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 13 oktober
1997, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de
gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Overwegende dat de Gewestregeringen zijn betrokken bij het
ontwerpen van dit besluit;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en van
Onze Staatssecretaris voor Veiligheid,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 1. Dit besluit is van
toepassing op de sportwedstrijden of sportcompetities voor auto's
die geheel of gedeeltelijk op de openbare weg plaatsvinden, en
die één of meerdere snelheidswedstrijden bevatten.
Dit besluit is niet van toepassing op sportwedstrijden of
sportcompetities die plaatsvinden op omlopen die geheel of
gedeeltelijk op de openbare weg gelegen zijn.
Art. 2. Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan
onder :
1° nationale sportinstantie : de Koninklijke Automobiel Club van
België v.z.w., houder van de nationale sportmacht, waarvan het
beheer uitgeoefend wordt door de Nationale Sportkommissie van
deze club;
2° sportbonden : de organisaties aan wie de nationale
sportinstantie het beheer van de provinciale en regionale
sportmacht heeft overgedragen, te weten :
- de Vlaamse Auto-Sportfederatie v.z.w.,
- « l'Association sportive automobile francophone a.s.b.l. ».
3° omloop : een afgesloten parcours, van tijdelijke of
permanente aard, dat begint en eindigt op dezelfde plaats,
speciaal ingericht of aangepast voor autorennen en dat
gehomologeerd is door de Internationale Automobiel Federatie «
F.I.A. » of de nationale sportinstantie.
Art. 3. Voor het verlenen van de vergunning bedoeld in artikel 9
van de wet betreffende de politie over het wegverkeer,
gecoördineerd door het koninklijk besluit van 16 maart 1968,
moet minstens voldaan zijn aan volgende voorwaarden :
1° de naleving door de organisator van alle wettelijke en
reglementaire verplichtingen, met inbegrip van de bepalingen van
dit besluit;
2° de toestemming bedoeld in artikel 8 van de wet van 21
november 1989 betreffende de verplichte
aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen;
3° het gunstig advies van de beheerders van de wegen gebruikt
voor het parcours van de klassementsproeven en van de
verbindingstrajecten;
4° het uitvaardigen van de politiereglementen te nemen in
uitvoering van dit besluit;
5° in voorkomend geval, de gemotiveerde beslissing van de
burgemeester bedoeld in artikel 7;
6° de schriftelijke vaststelling door de gouverneur van de
provincie op het grondgebied waar het vertrek plaatsvindt dat een
zelfde veiligheidsniveau, zoals bedoeld in artikel 4, is bereikt;
7° de beoordeling van de betrouwbaarheid en de
verantwoordelijkheidszin van de organisator.
HOOFDSTUK II. - Coördinatie
Art. 4. § 1. Voor elke
wedstrijd of competitie, organiseert de burgemeester van de
gemeente op wiens grondgebied de wedstrijd of de competitie
plaatsheeft, minstens één coördinatie-vergadering met de
organisator, de algemeen veiligheidsverantwoordelijke en de
betrokken interventiediensten teneinde het geheel van de
veiligheidsvoorzieningen te bestuderen alsook de correcte
inpassing van het veiligheidsplan van de organisator in deze
voorzieningen. De burgemeester vergewist er zich van dat elke
partij harmonieus in het plan en in het geheel van voormelde
voorzieningen past, duidelijk zijn verantwoordelijkheid kent en
alle organisatorische en materiële maatregelen heeft genomen met
het oog op een correct en veilig verloop en zonodig een snelle en
doeltreffende interventie.
Indien noodzakelijk houdt de burgemeester minstens één
vergadering met de interventiediensten teneinde de risico's op
incidenten of ordeverstoringen te evalueren en de aanvullende
maatregelen vast te leggen die terzake moeten worden genomen. De
opdrachten van elkeen worden duidelijk vastgesteld, met naleving
van ieders specificiteit en van bestaande samenwerkingsakkoorden.
§ 2. Onverminderd voorgaande paragraaf, wanneer de wedstrijd of
de competitie op het grondgebied van verschillende gemeenten
plaatsvindt, organiseert de provinciegouverneur vergaderingen met
hetzelfde voorwerp met de betrokken partijen van al deze
gemeenten. Hij waakt over de samenhang en de verenigbaarheid van
de door de verschillende gemeenten getroffen maatregelen en
vergewist zich van een zelfde veiligheidsniveau over het gehele
parcours.
Indien het parcours over verschillende provincies loopt,
geschiedt deze coördinatie in overleg tussen de betrokken
gouverneurs en op initiatief van de gouverneur van de provincie
op het grondgebied waarvan het vertrek plaatsvindt. De
schriftelijke vaststelling bedoeld in artikel 3, 6° wordt
afgeleverd door de gouverneur van de provincie waar het vertrek
plaatsvindt, na advies van alle andere betrokken gouverneurs.
§ 3. De coördinatievergaderingen bedoeld in de voorgaande
paragrafen vinden plaats binnen een voldoende lange termijn voor
de wedstrijd, teneinde eventuele wijzigingen of verbeteringen aan
de veiligheidsvoorzieningen toe te laten.
Van de vergaderingen worden verslagen opgesteld die worden
overgemaakt aan de deelnemers, aan de betrokken
provincie-gouverneurs en aan de commissie bedoeld in artikel 17.
HOOFDSTUK III. - Vergunningen en parcours
Art. 5. De organisator richt,
minstens drie maanden vóór de datum van de wedstrijd of
competitie, een aanvraag tot vergunning zoals bedoeld in artikel
3 aan de bevoegde burgemeester of burgemeesters met
tegelijkertijd afschrift aan de bevoegde provinciegouverneur of
provinciegouverneurs. Zijn niet ontvankelijk de
vergunningsaanvragen die niet binnen die termijn ingediend zijn.
In voorkomend geval, levert de organisator bij zijn aanvraag tot
vergunning het bewijs van de vermelding van de wedstrijd of de
competitie op de jaarkalender van één of meerdere van de
sportbonden.
De aanvraag tot vergunning moet ter kennis gebracht worden van
het publiek door middel van aanplakking aan het gemeentehuis ten
laatste de achtste dag na ontvangst ervan tot aan de dag van de
afgifte of weigering van de vergunning.
Art. 6. § 1. Onverminderd de toepassing van de bepalingen van
het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen
reglement op de politie van het wegverkeer en binnen de grenzen
van § 2, bepaalt de gemeentelijke overheid de dagen en uren
waarop verkenningen toegelaten zijn.
§ 2. De verkenningen zijn verboden tussen 22 en 7 uur.
De verkenningen mogen daarenboven slechts plaatsvinden :
- voor de nationale, regionale en provinciale wedstrijden : ten
vroegste de dag vóór de wedstrijd;
- voor de internationale wedstrijden : gedurende maximum twee
dagen en binnen de week die het vertrek voorafgaat.
Indien een provinciale, regionale of nationale wedstrijd samen
met een internationale wedstrijd doorgaat, kunnen de verkenningen
samen met die van de internationale wedstrijd doorgaan.
§ 3. Het parcours van de wedstrijd of competitie wordt slechts
bekendgemaakt aan de deelnemers de dag zelf waarop de verkenning
kan beginnen of plaatsvinden.
Met uitzondering van de verkenningen op de dag zelf van de
wedstrijd of competitie, mogen de verkenningen enkel worden
uitgevoerd met gewone, maar toch door de organisator en de
politiediensten identificeerbare wagens.
Art. 7. § 1. Klassementsproeven mogen slechts plaatsvinden op
een voor het openbaar verkeer volledig gesloten parcours.
Het parcours van de klassementsproeven mag geheel noch ten dele
vallen binnen de 500 meter van ziekenhuizen, rust- en
verzorgings-instellingen.
§ 2. Het parcours van de klassementsproeven mag geheel noch ten
dele vallen binnen een bebouwde kom.
De burgemeester kan bij gemotiveerde beslissing afwijken van deze
bepaling na het advies te hebben ingewonnen van de commissie
bedoeld in artikel 17. In haar advies kan de commissie
aanvullende veiligheidsbepalingen voorstellen.
§ 3. De klassementsproeven zijn verboden tussen 24 en 7 uur.
De burgemeester kan bij gemotiveerde beslissing afwijken van deze
bepaling, doch slechts op eensluidend advies van de commissie
bedoeld in artikel 17. In haar advies kan de commissie
aanvullende veiligheidsbepalingen formuleren.
§ 4. In voorkomend geval, brengt de burgemeester zijn
gemotiveerde adviesaanvraag ter kennis aan de commissie bedoeld
in artikel 17 binnen de acht dagen na ontvangst van de
vergunningsaanvraag. Een afschrift van de vergunningsaanvraag
wordt bij de adviesaanvraag gevoegd.
De commissie brengt haar advies uit binnen de drie weken na
ontvangst van de adviesaanvraag.
HOOFDSTUK IV. - Politiereglementen
Art. 8. De voor het publiek
verboden zones waaronder de bijzonder gevaarlijke zones, de
omleidingen en de zones van verboden parkeren en van verplicht
parkeren worden vastgelegd in een politiereglement.
De zones verboden voor het publiek, worden afgebakend door middel
van verkeersborden C19, voorzien in het koninklijk besluit van 1
december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het
wegverkeer, eventueel met zonale geldigheid, conform de
bepalingen van artikel 65.5 van genoemd besluit.
Deze zones worden bovendien afgebakend en afgesloten door middel
van plastic linten, voorzien van afwisselend rode en witte
diagonaal oplopende stroken.
Voor de bijzonder gevaarlijke zones, dit wil zeggen deze die zich
in het potentieel segment bevinden van eventuele route-uitlopers
op de spectaculaire plaatsen, wordt gebruik gemaakt van
hulpmiddelen die fysiek de toegang onmogelijk maken en die
vervaardigd zijn uit materialen aangepast aan de bijzonderheden
van deze zones.
Art. 9. De voorwaarden voor het openen van zowel permanente als
tijdelijke eet- en drinkgelegenheden worden vastgelegd in het
politiereglement.
Tijdelijke eet- en drinkgelegenheden mogen slechts worden
geďnstalleerd op plaatsen aangeduid door de gemeentelijke
overheid.
Art. 10. De stands en de zones voor assistentie worden slechts
geďnstalleerd en afgebakend op plaatsen vastgelegd in het
politiereglement.
De assistentie moet verlopen volgens door de gemeentelijke
overheid bepaalde veiligheidsvoorwaarden, zowel voor het
personeel en de deelnemers als voor de bevolking.
HOOFDSTUK V. - Organisatorische maatregelen
Art. 11. De organisatoren leggen aan de betrokken burgemeester(s) een veiligheidsplan voor,
dat in detail alle voorziene veiligheidsmaatregelen beschrijft.
Dit plan bevat minstens :
1° de gedetailleerde gegevens van de verantwoordelijken, zoals :
- de koersdirecteur;
- de adjunct-koersdirecteur;
- de algemene veiligheidsverantwoordelijke;
- de verantwoordelijken voor elke klassementsproef;
- de veiligheidschefs voor elke klassementsproef;
- de verantwoordelijken van de medische dienst;
- de coördinaten van de verschillende interventiediensten
(politie, rijkswacht, ziekenhuizen, brandweerdiensten, Rode
Kruis,...);
2° de gedetailleerde kaart van het parcours, met inbegrip van de
verbindingstrajecten en met een beschrijving van de reisweg van
de wedstrijd of competitie, de voor het publiek verboden zones,
de bijzonder gevaarlijke zones, de voor het verkeer gesloten
wegen en de zones van verboden parkeren en van verplicht
parkeren. Zij vermeldt eveneens de exacte positie van de
opstellingsplaatsen van alle verantwoordelijken, van de
assistentie-zones en van de hulpposten;
3° de middelen om met de hierboven in de punten 1° en 2°
vermelde verantwoordelijken, zones en posten te communiceren;
4° het aantal ingezette baancommissarissen en stewards, hun
plaatsen en hun spreiding langs het parcours;
5° de toegangs- en evacuatiewegen ten behoeve van de
interventiediensten;
6° de medische middelen en de middelen tot brandbestrijding.
Art. 12. De organisatoren voorzien minstens in de volgende
medische middelen en middelen tot brandbestrijding :
1° een coördinerende geneesheer, met ervaring in de medische
urgentie en die ertoe gehouden is, voorafgaand aan de wedstrijd
of competitie, de medische urgentiestructuren gevestigd in de
provincie of provincies waar de wedstrijd of de competitie
plaatsvindt, te contacteren;
2° bij de start van elke klassementsproef :
- een dokter;
- een uitgeruste ziekenwagen;
- een ploeg hulpverleners;
- een depannagewagen;
- een brandweerploeg;
3° op een tussenpunt, indien de ritten langer zijn dan 15 km :
- een dokter;
- een uitgeruste ziekenwagen;
- een ploeg hulpverleners.
Art. 13. 1° De organisatoren duiden een koersdirecteur en een
algemeen veiligheidsverantwoordelijke aan die ten minste 21 jaar
zijn. Deze laatste is belast met :
- het nemen van de organisatorische en materiële
veiligheidsmaatregelen die aan de organisator toekomen en die
complementair zijn aan het lokaal veiligheidsplan;
- het organiseren en coördineren van het optreden van de
veiligheidschefs aangeduid voor elke klassementsproef;
- het deelnemen aan de door de overheid georganiseerde
coördinatie- en evaluatie vergaderingen;
- het vervullen van de taak van contactpunt ten opzichte van de
interventiediensten.
2° Voor elke klassementsproef duiden de organisatoren een
verantwoordelijke aan en een veiligheidschef die ten minste 21
jaar zijn en baancommissarissen en stewards van ten minste 18
jaar.
De veiligheidschef zorgt ter plaatse voor de uitvoering van de
door de organisator in akkoord met de overheid vastgelegde
veiligheids-maatregelen. Hij organiseert en coördineert het
optreden van de baancommissarissen en de stewards.
De baancommissarissen, die over het gehele parcours verspreid
staan, waken over het goede verloop van de wedstrijd of
competitie zelf en moeten onder meer de piloten informeren of hen
instructies verstrekken aan de hand van overeengekomen en
ondubbelzinnige signalen.
De stewards worden opgesteld langs het parcours en zijn belast
met volgende opdrachten :
- onthaal van het publiek;
- veiligheidsraadgevingen aan het publiek;
- de verbodszones signaleren aan het publiek en het publiek
onderbrengen in de voor het publiek toegankelijke zones;
- informatie verschaffen aan het publiek over de
parkeermogelijkheden, de potentiële gevaren, de sanitaire,
medische of veiligheids-infrastructuur;
- de veiligheidschefs en ordediensten waarschuwen indien ze
risicosituaties vaststellen.
De veiligheidschefs, de baancommissarissen en de stewards kunnen
slechts tot die taak worden toegelaten indien zij houder zijn van
een bewijs van bekwaamheid afgeleverd door één van de
sportbonden overeenkomstig de voorwaarden gesteld door de
Minister van Binnenlandse Zaken.
Dit bewijs, geldig voor een duur van maximum twee jaar, wordt
afgeleverd na het doorlopen van een basisopleiding waarvan het
programma is goedgekeurd door de Minister van Binnenlandse Zaken.
Het wordt vernieuwd na het doorlopen van een bijscholing waarvan
het programma is goedgekeurd door de Minister van Binnenlandse
Zaken. De basisopleiding en de bijscholing worden georganiseerd
door of in opdracht van de sportbonden.
Art. 14. In overleg met de gemeentelijke overheid, neemt de
organisator de nodige maatregelen om het publiek en de
weggebruikers te waarschuwen, te responsabiliseren en te
sensibiliseren, zowel voor, tijdens als na de wedstrijd of
competitie.
Art. 15. De organisatoren voorzien, afhankelijk van het aantal
toeschouwers, naast de middelen om het publiek op een afstand te
houden, ook voldoende plaatsen met een infrastructuur waardoor
aan de toeschouwers en aan de pers voldoende zichtbaarheid op de
wedstrijd of de competitie geboden wordt.
Elke voor het publiek toegankelijke plaats moet voldoende
mogelijkheden bieden voor uitwijken en evacuatie.
Art. 16. De voorwaarden die de organisator aan de deelnemers
oplegt, schrijven op zijn minst het volgende voor :
1° de vereiste leeftijd voor de deelneming als piloot; deze
bedraagt ten minste de leeftijd bepaald door het koninklijk
besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de
politie van het wegverkeer voor de categorie van het voertuig;
2° de leeftijd voor deelneming als co-piloot; deze wordt
vastgesteld op ten minste 18 jaar;
3° het bezit van een licentie; deze moet afgeleverd zijn door
één van de sportbonden die de deelneming aan het type en de
graad van georganiseerde wedstrijd of competitie toelaat;
4° een veiligheidsuitrusting voor de inzittenden van de
deelnemende auto's; deze omvat minstens : een gehomologeerde
veiligheidshelm, een veiligheidsgordel of -harnas en een
brandvrije overall;
5° als piloot beschikken over een geldig rijbewijs en, tijdens
de verkenningen bedoeld in artikel 6, § 2, niet het voorwerp
hebben uitgemaakt van een beslissing tot onmiddellijke intrekking
van het rijbewijs zoals bedoeld in artikel 55 van de wet
betreffende de politie over het wegverkeer;
6° de wedstrijdauto is gedekt door een geldig schouwingsbewijs
in toepassing van het koninklijk besluit van 15 maart 1968
houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de
motorvoertuigen en hun aanhangwagens moeten voldoen, en voldoet
aan de voorschriften van de nationale sportinstantie of
sportbonden.
HOOFDSTUK VI. - De veiligheidscommissie
Art. 17. Een commissie voor de
veiligheid bij sportwedstrijden of sportcompetities voor auto's,
hierna « de commissie » genaamd, wordt ingesteld bij het
Ministerie van Binnenlandse Zaken.
Het voorzitterschap en het secretariaat van de commissie berusten
bij de Algemene Directie van de Algemene Rijkspolitie. De
werkingskosten, met inbegrip van de vergoedingen voor de
geraadpleegde of ingezette deskundigen, worden ingeschreven op
het budget van deze dienst.
Verder is de commissie samengesteld uit :
- een ambtenaar van de Algemene Directie van de Algemene
Rijkspolitie;
- een vertegenwoordiger van het Ministerie van Verkeer en
Infrastructuur, Bestuur van de Verkeersreglementering en van de
Infrastructuur, Dienst Wegveiligheid;
- een vertegenwoordiger van de Vereniging van Belgische Steden en
Gemeenten;
- een vertegenwoordiger van de rijkswacht;
- een vertegenwoordiger van de gemeentepolitie;
- naargelang de aard van de wedstrijd, een vertegenwoordiger van
de nationale sportinstantie voor nationale en internationale
wedstrijden en een vertegenwoordiger van één van de sportbonden
voor regionale en provinciale wedstrijden.
Elk gewest wordt uitgenodigd een vertegenwoordiger in de
commissie aan te duiden.
Wat betreft het uitbrengen van adviezen over een bepaalde
wedstrijd of competitie of over de inspecties voorzien in artikel
18, § 1, zal de commissie uitgebreid worden met een
vertegenwoordiger van de betrokken gouverneur of gouverneurs
evenals met de betrokken arrondissementscommissaris of
arrondissementscommissarissen.
Art. 18. § 1. De commissie is belast met :
1° het verstrekken van adviezen aan de Minister van Binnenlandse
Zaken en aan de Minister tot wiens bevoegdheid de wegveiligheid
behoort betreffende de toepassing van de geldende regelgeving
inzake de organisatie van sportwedstrijden of sportcompetities in
de zin van dit besluit;
2° het verstrekken van adviezen over de gemotiveerde
adviesaanvragen bedoeld in artikel 7;
3° het verstrekken van adviezen over het vormings- en
bijscholingsprogramma van de veiligheidschefs, de
baancommissarissen en de stewards;
4° de uitvoering van inspecties ter plaatse, voor en tijdens de
wedstrijd of competitie. Deze inspecties worden verricht door de
arrondissementscommissarissen, leden van de commissie, elk voor
zijn ambtsgebied. Het voorzitterschap van de commissie kan
deelnemen aan deze inspecties en er andere leden van de commissie
naar afvaardigen.
§ 2. De commissie kan ter vervulling van haar opdrachten beroep
doen op elke persoon, openbare overheid of dienst of elke private
instelling waarvan zij de medewerking noodzakelijk acht.
Art. 19. Dit besluit is niet van toepassing op de wedstrijden of
competities waarvan het vertrek plaatsvindt binnen de drie
maanden na zijn inwerkingtreding.
Art. 20. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze
Staatssecretaris voor Veiligheid zijn, ieder wat hem betreft,
belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 28 november 1997.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
J. VANDE LANOTTE
De Staatssecretaris voor Veiligheid,
J. PEETERS